Waar is het toiletpersoneel gebleven? Zo’n meneer of meestal een mevrouw in een wit short, achter een tafel met een schoteltje en snoepjes. In het uitgaansleven keren de toiletjuffrouwen en -meneren zeker terug. Maar daarbuiten – in het publieke domein – lijken ze te verdwijnen. Een paar jaar geleden kwam ik er nog een tegen in het café van de Beurs van Berlage. ‘Zal ik een wc-tje voor je schoonmaken?’, vroeg de meneer vriendelijk.
Laatst was ik in Wenen; om de hoek van de Stephansdom bevinden zich publieke toiletten. In 1905 ontwierp de architect Adolf Loos het ondergrondse complex in opdracht van een toiletfabrikant. Deze publieke sanitaire voorziening was zijn uithangbord en diende als voorbeeld om te laten zien wat er op dit gebied mogelijk was.
Ruim een eeuw later functioneren de publieke toiletten nog altijd. Twee zuilen – ooit gaslantaarns die ook dienden als ventilatiekanaal – duiden op de ingangen op straatniveau, net als bij een ondergrondse metro. Twee gescheiden ingangen leiden naar de ‘Damen’ en de ‘Herren’.
De ondergrondse ruimte oogt als een kathedraal met een hoogte van 3 meter. De wc-cabines met mahoniehouten panelen, deuren van ondoorzichtig glas en de mozaïeken tegelvloer geven een warme chique. Met een ‘Grüß Gott’, verwelkomt de toiletjuffrouw haar bezoekers. Ik mag foto’s maken. Ze vertelt me dat er ooit twee aquariums waren. Via het kantoortje laveert zij tussen het dames- en herendeel, drukdoende met schoonmaken. De urinoirs zijn gratis, maar gebruik van het zitgedeelte kost 50 cent.
Rond de eeuwwisseling was Wenen nog een en al barok en classicisme, tegelijk kwam de Jugendstil op, ofwel Secession zoals ze dat in Oostenrijk noemen. Van beide stromingen moest architect Loos niets weten. Hij verwierp het ornament ten gunste van de zuiverheid van vorm. Zijn afkeer voor ‘nutteloze ornamentiek’ betekent niet dat het Loos ontbrak aan esthetiek; hij zocht het alleen in gebruik van exclusieve materialen zoals natuursteen, messing en hout en niet in versieringen. Met zijn strakke, verfijnde ‘vorm volgt functie’-functionalisme baande hij de weg voor modernisten zoals architect Le Corbusier.
Terug naar Amsterdam. Telkens als ik weer eens voorbij de fietsenkelder kom op het Leidseplein, denk ik: wat een gemiste kans. Dit zou een perfecte plek zijn voor een publiek toilet met personeel. Waarom hebben wij in Amsterdam – in metro’s, op stations of bij parkeergarages – geen wc’s zoals die van Loos? Waarom zijn alle openbare sanitaire voorzieningen met gastvrouw of gastheer uit het straatbeeld verdwenen?
Dat er geen mensen meer te vinden zijn voor de uitoefening van dit beroep, valt te betwijfelen. Jaren geleden wilde De Bijenkorf in Amsterdam een afscheidsfeest organiseren voor de dame die daar 25 jaar de toiletten had schoongehouden. Wat bleek, ze had zelf al een feestzaal in het Amstel Hotel afgehuurd. Kortom, de toiletten-business is lucratief. Een fijne schone wc, goede sfeer, prettig personeel, het verdient zichzelf terug. Voor goede service wil je best betalen.
Daarnaast – en dat concludeerde ik daar in Wenen – draagt het personeel bij aan de duurzaamheid van de toiletten. Een praatje en een groet zorgt ervoor dat je terugkomt. Ook de inrichting met duurzame materialen helpt mee aan de bestendigheid. Bovendien creëert het een prettig werkklimaat voor Madam of Monsieur Pipi. Hoe fijn is het om te werken in een mooie, ruime, lichte – onder architectuur gebouwde – toilet.
En waarom mag een toilet er niet goed uitzien, en kan een toiletbezoek niet ook prettig zijn? Amsterdam, kijk naar de Weense toiletten van Alfred Loos. Destijds een voorbeeld, nog steeds een voorbeeld!
Al in 1970 kwam ik daar. Het roept zo veel goede herinneringen in me op en het is werkelijk een genot daar naar de toilet te ” mogen” gaan, geweldig met die deurtjes!