Tijdens een van mijn hardlooprondjes, ook al weer een tijd geleden – stuitte ik voor het eerst op de paal midden op de stoep, precies voor de ingang van het voormalig Prinsengrachtziekenhuis. Sinds de herinrichting van de gracht en oplevering van het verbouwde ziekenhuis staat daar opeens een verweesde stenen paal.
Even dacht ik dat het om een kunstwerk ging van Streetart Frankey. Toevallig had ik net op de Apollolaan zijn kauwgomballen-voetgangerspaal gezien. Meestal is zijn werk klein, fijnzinnig, humoristisch en perfect passend in de omgeving. Sterker nog, de knap gemaakte juweeltjes geven je direct het gevoel dat ze er horen. En deze kolossale paal hier midden op de stoep van de Prinsengracht verstoorde de boel flink.
De vraag blijft: wat doet zo’n verweesde paal daar op het trottoir? Met een wandelwagen of rolstoel moet je moeite doen om er langs te komen. Ik vroeg het na bij oud-collega’s van de gemeente, maar die wisten van niks. Dus de paal is niet alleen verweesd, maar ook onbekend.
De afdeling Monumenten en Archeologie heb ik ook nog lastig gevallen. Ze zochten op oude foto’s en ontdekten dat er in 2015 nog niks stond. Wel zijn op foto’s uit 1934 twee palen te zien aan weerszijden van de hoofdingang. Volgens de afdeling om de uitgang vrij te houden en auto’s te weerhouden daar te parkeren. De huidige paal is – volgens hen – waarschijnlijk een ‘speelse’ referentie aan de verdwenen afscheiding. Speels is het zeker. Maar waarom zo willekeurig midden op het trottoir? Bovendien vreemd dat er slechts één paal staat en geen twee.
Recent las ik een interview met de componist Merlijn Twaalfhoven. Volgens hem heeft iedereen iets van een kunstenaar in zich, en is de blik van de kunstenaar nodig om de wereld te redden. ‘Een open houding helpt ons de wereld onbevangen, speels, onderzoekend én scheppend tegemoet te treden. Maar die mindset komt niet vanzelf. Dat vergt oefening en experiment’, aldus Twaalfhoven.
Gisteren tijdens mijn dagelijkse ommetje over de gracht probeerde ik het uit. Ik vroeg me af wat de wereld en in het bijzonder Amsterdam nodig heeft voor een duurzame toekomst. Ik zette mijn kunstenaarsblik op en speurde onbevangen, speels en onderzoekend de omgeving af.
Voor me op Prinsengracht liep een dame met een klein hondje. Net bij de stoeppaal bleef ze staan. Haar hondje deed parmantig zijn achterpoot omhoog en piste tegen de paal. Verdomd – dacht ik – dus toch, het is gewoon een pispaal, maar dan voor hondjes.
Leuk, jarenlang werd een plantenbakje naast onze voordeur in de Tweede Tuindwarsstraat ook gebruikt als pispaaltje. Het waren een soort miniplasjes maar het was toch steeds zichtbaar. Op een morgen toen ik het huis verliet trof ik de dader. Een minuscuul klein hondje aangelijnd aan een lange riem met op een eind een wat verwaaide mevrouw. Het zat me blijkbaar hoog. Want ik zei: “God mevrouw kan die dat niet ergens anders doen” De dame reageerde fel: “je mag hier ook niks meer” en liep boos door het hondje wat tegenstribbelend met zich meetrekkend. De plasjes zijn gebleven en volgens mij heeft de dame in kwestie bij elk plasje het hondje nog wat extra aangemoedigd.