Toen het werd gebouwd in 1648 was het werelds grootste gebouw. Het ‘achtste wereldwonder’ noemden Amsterdammers het. De hardstenen reus gebouwd op 13.659 houten palen domineert het plein. Nog altijd als je de Dam oploopt, verrijst het paleis imposant in beeld. Wel is het even zoeken naar de ingang en hangt het gouden balkonnetje – een latere toevoeging van koning Lodewijk Napoleon – er als een zielige slinger bij.
Oorspronkelijk gebouwd als stadhuis van Amsterdam nam koning Lodewijk Napoleon van Holland het in 1808 in gebruik als paleis, en dat bleef het sindsdien. Zijn vrouw Hortense de Beauharnais vond het een gevangenis. Ze voelde zich opgesloten in het ‘paleis van de inquisitie’, schreef ze in een brief. Als ze het raam opende rook ze de stank van de Amsterdamse grachten.
Mocht u door de titel van mijn blog denken dat ik op zoek was naar een wc. Inderdaad. Dat klopt. In het centrum waar er zo weinig zijn, is het paleis een uitkomst. Wel je museumkaart meenemen. Want de ware reden van mijn bezoek is de tentoonstelling van de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst. De prijs bestaat 150 jaar. En is bedoeld om jonge, talentvolle in Nederland werkzame schilders aan te moedigen in hun werk als kunstenaar. Op de jubileumtentoonstelling zijn naast winnaars en genomineerden van 2021 ook oud-winnaars van de afgelopen 25 jaar te zien.
De kunstwerken op de jubileumtentoonstelling Grensverkenners worden gepresenteerd als ‘interventies in het historische interieur. Zo ontstaan prikkelende visuele contrasten, een aanzet tot een dialoog tussen de kunstwerken en het gebouw, interieur en zijn lange geschiedenis’, lezen we in de catalogus. Mooie prietpraat. Ooit hoorde ik architecten over spanningsbogen die elkaar ontmoeten op de brug en gevels die met elkaar een dialoog voeren.
Maar het werkt. De kunstwerken gaan zeker relaties aan met hun omgeving. Hoewel sommige volledig weg vallen tussen de overdaad aan mahoniehouten empiremeubelen.
Met uitzondering van het werk in de Burgerzaal; sterker nog, de marmeren galerij vormt een goed decor voor bijvoorbeeld Kaili Smith met zijn Royal Benching. In zijn verhalende schilderijen reflecteert Smith op een stedelijke jeugdcultuur, alledaagse vriendschappen en verbondenheid. Hij onderzoekt de sociale constructie rond ‘jeugdcriminaliteit’ en laat jongeren zien die opgroeien in een omgeving waar ze vaak te maken krijgen met criminaliteit om hen heen, en daar tegelijkertijd – als prinsen en prinsessen – kracht en eigenwaarde aan ontlenen.
Vooral het figuratieve werk en de groepsportretten doen het goed in de overdadige omgeving, en lijken zich thuis te voelen in het paleis. Uiteraard is dat het geval met The Family van Helen Verhoeven in de Troonzaal. Het schilderij is een fictieve samenkomst van familieleden uit het heden en verleden van de Oranjes, van Willem de Zwijger, Maria Stuart tot en met leden van het huidige koningshuis. Oud-koningin Beatrix in haar rode stola spat als moeder-overste van het doek.
Helen Verhoeven (winnaar in 2008) flirt in haar werk met kunsthistorische tradities en botsende stijlen. Ze is bekend om haar Bijbelse verhalen en onderwerpen, waar ze dan weer een hedendaagse twist aan geeft. Met bijna soap-gehalte en veel blote piemels (bekijk links First Round) schildert en experimenteert ze erop los – soms bewust onbeholpen, soms uiterst precies. Let op de lichtval en hoe ze speelt met het oog van de toeschouwer.
Ook het werk Lente 2020/Spring 2020 van Mattijs van de Bosch past hier mooi. Op de schilderijen van Van den Bosch zijn altijd gewone, alledaagse activiteiten te zien met werklieden op straat, bouwvakkers, politieagenten, ambulancebroeders, of een barvrouw in een café.
Zijn werk hangt boven de deur, vlakbij het balkon waar bij troonswisselingen en huwelijken het volk wordt begroet. De vrouwfiguur op het doek staat in het venster en houdt een witte doek in haar hand. Wuift ze ons tegemoet of zeemt ze de ruiten en is ze bezig met de voorjaarsschoonmaak? Zijn werk lijkt een knipoog naar de balkonscène waarin de net afgetreden koningin Beatrix haar zoon en schoondochter aanspoorde met: ‘Even wuiven misschien’.
Toch nog even over de toiletten. In de Burgerzaal vroeg ik aan een suppoost of ik een blik mocht werpen op de wc van de koning en koningin. Helaas. Ze verwees me naar de publieke toiletten een verdieping lager.
Later dwaalde ik nog wat door de vertrekken, keek uit het raam over het plein, en dacht aan de koninklijke pot achter een van de vele deuren, maar vooral aan de eenzame ongelukkige koningin Hortence. ‘Je kunt geen triester woonoord bedenken’, schreef ze aan haar stiefvader keizer Napoleon. In dit paleis zou het voor haar nooit lente worden, en buiten rook ze ook nog eens putlucht.
Mooi stukje met interessant werk. Goed bezig.